Sovjet-Unie en Oost-Europa
De Sovjet-Unie had na de Tweede Wereldoorlog haar communistische invloed op verschillende Oost-Europese landen met succes uitgeoefend. Tsjechoslowakije, Polen, Roemenië, Bulgarije en Hongarije vielen al gauw onder communistische invloedssferen, met de Sovjet-Unie als absolute leider. De nieuwbakken communistische landen stonden allen onder streng toezicht van de Sovjet-Unie. Er was geen vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, waarbij de inwoners zwaar onderdrukt werden door het nieuwe regime onder leiding van de Sovjet-Unie.
De Verenigde Staten grijpen in
De Verenigde Staten zagen deze ontwikkeling met lede ogen aan. Zij waren bang dat de Sovjet-Unie haar invloed nog meer uitbreidde, waarna meerdere landen communistisch zouden worden. Als onderdeel van de buitenlandse politiek presenteerde president Harry Truman en zijn diplomaat George Kennan een strategie die verdere expansie van het communistisch gedachtegoed door de Sovjet-Unie moest stoppen. Uitgangspunt was dat alle landen die zich bedreigd voelden door de Sovjet-Unie en /of het communisme op onvoorwaardelijke steun van de Verenigde Staten konden rekenen.
In 1947 dreigden de Grieken ook onder communistische invloedssferen te vallen, maar door ingrijpen van Engeland en later door de Verenigde Staten werd dit voorkomen. Dit tot grote vreugde van de Grieken zelf.
Marshallplan
Als onderdeel van de containmentpolitiek presenteerde toenmalig minister van Buitenlandse Zaken George Marshall het zogeheten Marshallplan. Dit plan omvatte het idee om de tijdens de Tweede Wereldoorlog getroffen West-Europese landen financieel te ondersteunen. Ook werden er diverse grondstoffen en voedsel aan de West-Europese landen geboden. De achterliggende gedachte van de Verenigde Staten was dat wanneer deze landen financieel gezond zijn, de kans geringer is dat ze onder communistisch bewind zouden vallen. Bekend is dat arme landen eerder ten prooi zullen vallen aan het communisme dan de meer welvarende landen. Hiermee wilde de Verenigde Staten voorkomen dat ook West-Europese landen communistisch zouden worden.
Ontstane conflicten
Deze agressieve strategie van de Amerikanen is indirect inleiding geweest tot twee heftige oorlogen. Van 1950 tot 1953 steunden de Amerikanen de Zuid-Koreanen in hun strijd tegen communistisch Noord-Korea tijdens de Koreaanse Oorlog. En in Vietnam vochten de Amerikanen tegen de Vietcong en hun communistische bondgenoten in de Vietnam Oorlog. De Verenigde Staten waren bang dat naast Vietnam ook buurlanden Cambodja en Laos communistisch zouden worden (de domino theorie). Uiteindelijk gebeurde dit niet, maar deze oorlog heeft vele slachtoffers geëist aan beide kanten.
Tijdens de Cuba Crisis in 1962 kwam het ook bijna tot een bloedvergieten tussen de Verenigde Staten en de Sovjet Unie. Op het laatste moment keerden de Sovjet schepen terug en werd een confrontatie vermeden. Achteraf gezien was de Cuba Crisis het heetste moment in de Koude Oorlog geweest.